Boetekleed of huispak? Het relaas van de rubberkorrel

Boetekleed of huispak? Het relaas van de rubberkorrel

Per 1 januari 2017 kijkt Margo Smit als ombudsman niet meer alleen naar de berichtgeving van de NOS maar naar de journalistieke publicaties en programma’s van alle publieke omroepen. Dit is de laatste column voor de NOS. Maar hoogstwaarschijnlijk niet de laatste over de NOS.  En het onderwerp nodigt uit tot terug- en vooruitkijken: onderzoek naar de veiligheid van sporten op kunstgras. 

Het onderwerp schopt het zelfs tot het Jaaroverzicht van 2016: is sporten op bepaalde kunstgrasvelden nu wel of niet schadelijk voor de gezondheid? In oktober wijdt onderzoeksprogramma Zembla (BNN/VARA) een aflevering aan de risico’s van sporten op velden die bestrooid zijn met rubberkorrels gemaakt van oude autobanden. Weten we er voldoende van, is er grondig onderzoek naar gedaan? Na de uitzending ontstaat ongerustheid onder gemeenten, sportclubs en ouders van sportende kinderen. De onrust is zo groot dat de minister van Volksgezondheid en Sport nieuw onderzoek laat doen door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).

Ook de NOS gaat op zoek naar meer informatie over de veiligheid van de velden. Dat is niet gek, want journalisten gaan vaker verder met een verhaal dat door collega’s is aangekaart. NOS-redacteuren leggen zelf contacten met wetenschappers bij en rond het onderzoeksteam van het RIVM. Dat zal op 20 december zijn rapport naar de Tweede Kamer sturen. Op 27 november pleit een gerenommeerd wetenschapper bij de NOS, vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek, al wel te stoppen met voetballen op dit type kunstgras. Er is geen bewijs dat het veilig of onveilig is, je kunt dus maar beter geen risico nemen, zegt hij.

Wel of geen duidelijkheid?
Op maandag 19 december meldt de NOS online en in de journaals van 18.00 en 20.00 uur dat het RIVM-rapport dat de volgende dag uitkomt nog steeds geen uitsluitsel zal geven of sporten op dit type kunstgras nu wel of niet veilig is. “Wetenschappers die nauw bij het onderzoek zijn betrokken” zijn het daar niet over eens, en de discussie over de veiligheid zal dus wel blijven doorgaan, zegt de NOS-verslaggever. Staand aan de rand van een veld met voetballertjes onderstreept hij nog eens: “Het is niet uitgesloten dat er nog een groot vervolgonderzoek komt.”

Dan wordt het dinsdag 20 december. Vanaf de vroege radiobulletins tot in het late journaal meldt de NOS de uitkomst van het RIVM-rapport: sporten op kunstgras met dit type rubberkorrels is “verantwoord”, het risico is “praktisch verwaarloosbaar”. Het RIVM zegt het klip en klaar. Aan de andere kant pleit het rapport overigens ook voor scherpere consumentennormen voor gebruik van het zogenoemde rubbergranulaat.

Er komt in de loop van de middag op NOS.nl een bericht met reacties op het rapport, waarin kritiek op de wetenschappers die de NOS de dag ervoor nog opvoerde. “Voer die wetenschappelijke discussies, maar stop met de bangmakerij van de samenleving”, wordt in het artikel gezegd. En in de journaals ’s avonds zegt de presentator “Niet alle wetenschappers die betrokken zijn bij het onderzoek zijn het ermee eens, zo bleek gisteren, maar volgens het RIVM is het nu duidelijk: sporten op kunstgras met rubberkorrels is veilig.”

Tegen die tijd is de ombudsman behoorlijk in verwarring… Op zich hoef ik niet op een klacht vanuit het publiek te wachten om een journalistiek verhaal te onderzoeken – dat hoefde bij de NOS niet en ook niet nu ik per 1 januari de journalistieke publicaties van alle publieke omroepen zal volgen en evalueren. Maar die klachten komen er in dit geval wel, want ik ben niet de enige die het niet meer snapt, zo blijkt op sociale media en uit berichten in mijn mailbox. Wat moeten we op dinsdag nog met het bericht van maandag?

Behoorlijk mis
Ook de maker van het maandagse NOS-verhaal zelf oordeelt – zonder klachten van het publiek nodig te hebben – direct op dinsdag dat er op maandag iets behoorlijk mis is gegaan. “Het verhaal is uit mijn handen geglipt,” verzucht hij tegen de ombudsman. Wat is er gebeurd?

“Ik heb in totaal zes bronnen gesproken,” zegt de redacteur, “waaronder drie wetenschappers die deel uitmaakten van de klankbordgroep die de eigenlijke onderzoekers van het RIVM begeleidde. Die bronnen vertelden me dat er binnen de onderzoeksgroep stevige discussie was over de uitkomsten. En met name over de stelligheid waarmee conclusies getrokken konden worden over de veiligheid van sporten op rubbergranulaatkorrels.” Dus trok de redacteur de conclusie dat het rapport de veiligheidsdiscussie in de samenleving in elk geval niet zou beëindigen.

“Ik ben op basis hiervan begonnen met een voorzichtige kop en insteek (‘RIVM-onderzoek maakt geen einde aan discussie over rubbergranulaatkorrels’),” zegt de redacteur. “Die kop is veranderd in ‘Ook na onderzoek geen duidelijkheid over risico’s kunstgrasvelden’. Waarmee je suggereert dat het RIVM geen heldere uitspraak zou doen. En dát zijn we op maandag ook in de Journaals van 18.00 en 20.00 uur met zoveel woorden gaan zeggen. We hadden móeten zeggen dat in de samenleving de discussie nog zou doorgaan ongeacht de formuleringen die het RIVM zou kiezen om het risico aan te duiden van sporten op die korrels. Daar is het fout gegaan.”

Een verhaal maken voor alle platforms die de NOS bedient is ook samenwerken. “De verslaggever aan de rand van het voetbalveld is door mij gebrieft, we hebben samen het gesprek met de presentator voorbereid. En daarin is dezelfde afwijking terecht gekomen van het verhaal zoals het was,” zegt de redacteur. “Van ‘de discussie gaat door ongeacht wat het RIVM precies zegt’ naar ‘er komt geen helder antwoord van het RIVM’. Het RIVM had me in een eerder stadium zelfs gewaarschuwd dat hun conclusie mogelijk helderder zou zijn dan ik dacht.”

“In de maatschappij klopt het dat er discussie is gebleven, kijk maar naar de reacties na publicatie van het rapport”, zegt de redacteur. Inderdaad, diverse gemeenten en sportclubs willen nog steeds van de velden af, al hoeft dat niet meer halsoverkop nu de risico’s volgens het RIVM ‘praktisch verwaarloosbaar’ zijn. “Maar dat was dan ook alles wat de NOS op maandag had kunnen en moeten zeggen,” zegt de redacteur: “De discussie is hiermee niet afgelopen.”

Boetekleed in plaats van huispak
Het boetekleed dat de redacteur zelf aantrekt is terecht van ruwharige stof. Hoe een dergelijke glijdende schaal, van voorzichtig maar correct tot stellig maar onjuist, te voorkomen? Door scherp te blijven en de verleiding tot te veel willen zeggen te weerstaan. Het klinkt eenvoudig, maar deze redacteur zal zich de rubberkorrels nog lang heugen.

De ombudsman prijst zijn zelfkritiek, maar er komt voor de nieuwsredactie als geheel toch nog wel iets bij. Als je op dinsdag merkt dat je op maandag te kort door de bocht bent gegaan, waarom maak je dat dan toch niet veel duidelijker in je dinsdagse berichten? Mogelijk vonden de ingewijden op de werkvloer het kritische artikel op NOS.nl al een flinke nuancering van het maandag-verhaal. Maar de kritiek daarin kwam niet uit NOS-mond maar uit die van betrokkenen bij het verhaal. Dat voelt niet als een correctie van de NOS op eigen berichtgeving. Het publiek wil dan meer uitleg en waar nodig een mea culpa.

Voor de ombudsman vat het relaas van het kunstgraskorreltje de werkzaamheden voor de NOS sinds mijn aantreden in augustus 2015 wel aardig samen. Voor de kritische analyse van eigen werk door hoofd-, eind- of ‘gewone’ redacteur is de ombudsman niet altijd expliciet nodig. Maar regelmatig ook wel, en de ombudsman is zeker nodig om die zelfreflectie zichtbaar te maken naar buiten, naar klagers of betrokkenen bij een journalistiek verhaal. Of om vragen en klachten de nieuwsorganisatie binnen te leiden naar degene die er op kan en moet reageren. Anders blijft het journalistieke boetekleed te vaak een huispak.

Het is als bakken
Het is heel lastig om een goede, journalistieke vorm te vinden voor correcties op eigen werk. Wie weet bij voorbeeld waar de herstelrubriek van de NOS te vinden is? Hoe effectief is die? Welke gemaakte fouten schoppen het tot in die rubriek? Ook kranten worstelen hiermee, en onjuiste informatie (b)lijkt door online publicatie voor eeuwig vind- en zichtbaar. Dit moet een journalistieke organisatie juist extra aansporen om waar nodig luid en duidelijk te corrigeren.

Uitleg over werkwijze, verhalen over valkuilen en momenten van voortschrijdend inzicht moeten en kunnen worden gedeeld, tussen nieuwsmakers en nieuwsconsumenten, waar nodig met behulp van een ombudsman. Wat mij betreft niet in 140 tekens of per like (want al ziet de ombudsman die berichten wel, even snel terugkwetteren doet  ze niet). Wel na gesprekken met betrokkenen en eventueel aanvullend onderzoek. In een eenvoudig terug te vinden reactie, op een online platform waar niemand behalve de ombudsman zeggenschap over heeft. Het is dan aan redacties en redacteuren (én aan de klagers) zelf om er verder iets mee te doen. Zo werkte ik voor het publiek en de medewerkers van de NOS, zo werk ik vanaf 1 januari voor de hele publieke omroep – inclusief de NOS.

Aan het eind van het jaar vraagt de Amerikaanse journalistieke denktank Nieman Lab, een aantal slimme collega’s om voorspellingen over het vak. Bij de overgang van 2016 naar 2017, wanneer termen als fake news en post truth op veel lippen liggen en de journalistiek door (onder meer) transparantie het vertrouwen zal moeten behouden dan wel herwinnen, zegt een van de ondervraagden: “In 2017, let’s tell readers every day: Here’s what we learned, here’s how we confirmed it, and here’s how you can do the same.” Hij noemt het procédé “baking transparency into our routines”. Als ombudsman voor de journalistieke publicaties van alle Nederlandse publieke omroepen is het mijn opdracht daar in den brede aan bij te dragen. Heel Journalistiek Holland Bakt.

Ik wens u een klachtenvrij nieuw(s)jaar. Mocht dat niet lukken, dan vindt u mij via ombudsman@npo.nl

Deel dit artikel