In 1941 wordt op last van de Duitse bezetter de Joodse Raad in het leven geroepen, een organisatie die de communicatie moet verzorgen tussen de Duitsers en de Joodse bevolking. In de Raad zitten voornamelijk invloedrijke Amsterdamse notabelen, onder wie diamanthandelaar Abraham Asscher en professor David Cohen.
Aanvankelijk gestart met het idee om de Joodse gemeenschap zo goed mogelijk te dienen, ziet de Raad zich al snel geconfronteerd met een duivels dilemma rond de anti-joodse maatregelen en de papieren organisatie van de deportaties: weigeren en de nazi’s de vrije hand geven of meewerken om, zoals Cohen na de oorlog verklaart “erger te voorkomen”. De Raad had immers ook de mogelijkheid om mensen voor transport te behoeden, al is het tijdelijk, door ze bijvoorbeeld voor hen te laten werken. In 1943, als het grootste deel van de Joodse gemeenschap al is gedeporteerd, worden ze gedwongen ook eigen medewerkers voor transport op te geven.
Tachtig jaar na dato houdt deze kwestie de gemoederen nog steeds bezig. In het herdenkingsprogramma De Joodse Raad spreekt Winfried Baijens met de onderzoekers Erik Somers en Laurien Vastenhout. Somers publiceerde de na-oorlogse mémoires van David Cohen, Vastenhout promoveerde onlangs op haar onderzoek over de Nederlandse Joodse Raad en de vergelijkbare Belgische en Franse verenigingen die op last van de Duitsers werden opgericht.
In het programma komt ook voormalig secretaresse van de Joodse Raad, Mirjam Bolle-Levie aan het woord. Ze is inmiddels 104 jaar oud en zegt: “Ze hadden geen keus, ze wisten niet wat er zou gebeuren.(…) Ik heb geen dingen gedaan, geloof ik, die Joden hebben weggestuurd of wat dan ook en ik heb me er niet voor geschaamd.”
De Joodse Raad,
zondag 11 april, 19.48-20.39 uur, NPO 2
presentatie: Winfried Baijens
Evenementen
24-03-2021