De kritiek op het meest recente onderzoek naar het verraad van Anne Frank is sinds de publicatie van het bijbehorende boek niet van de lucht. Deskundigen spreken van “broddelwerk” dat “uitgaat van aannames” en voortkomt uit “tunnelvisie”.
In het verlengde hiervan wordt ook de logische vraag opgeworpen of media op de juiste wijze aandacht hebben besteed aan het onderzoek. Daaruit zou volgens de onderzoekers blijken dat het aannemelijk is (“een zekerheidspercentage van 85 procent”) dat een Joodse notaris de onderduikers in het Achterhuis heeft verraden. Hoe is de journalistieke productie bij de NOS tot stand gekomen? En hoe kijken we daar nu op terug?
Eind december kregen we op de nieuwsredactie van de NOS het boek Het verraad van Anne Frank van Rosemary Sullivan onder embargo in handen. Het boek is de uitwerking van een onderzoek dat begon bij de Nederlandse documentairemaker Thijs Bayens. Hij kwam in 2017 op het idee om het mysterie van het verraad van het Achterhuis met moderne onderzoekstechnieken te bestuderen. De inzet: voor eens en voor altijd vaststellen wie het heeft gedaan.
De specialist van onze redactie op het gebied van de Tweede Wereldoorlog heeft het boek gelezen en de onderzoekers uitgebreid geïnterviewd. Op het boek rustte een streng embargo waarin een geldboete was opgenomen voor als de inhoud voortijdig zou uitlekken. Ook werd het media verboden om het onderzoek voor publicatie voor te leggen aan onafhankelijke experts. We zijn daarmee akkoord gegaan omdat we het onderzoek als belangwekkend inschatten, maar hebben achteraf geconstateerd dat we beter hadden moeten nadenken over de voorwaarden.
Betekent dit dat we niet kritisch zijn geweest op het onderzoek? Zeker niet. Onze redacteuren en verslaggever hebben de onderzoekers kritisch bevraagd over het stapelen van aannames en over vermeende tunnelvisie. De antwoorden kwamen steeds neer op ‘we hebben zwaarwegend bewijs, maar geen smoking gun’. We beoordeelden het verhaal desondanks als nieuwswaardig, en kozen ervoor het in de ochtend van 17 januari (toen het wereldwijde embargo verviel) te brengen.
Bij het online artikel plaatsten we een kader waarin stond dat het nog niet mogelijk was om onafhankelijke experts te raadplegen. Dat laatste om gelijk transparant te zijn over de wat ongebruikelijke totstandkoming van het verhaal. We omschreven de ‘conclusie’ als ‘een eerder nauwelijks onderzochte theorie’. En ook in de rest van het artikel maakten we duidelijk dat de onderzoekers zelf weliswaar vrij zeker zijn van hun zaak, maar dat hard bewijs ontbreekt.
Vooraf hebben we drie deskundigen gevraagd om op de dag van publicatie om 7.00u klaar te zitten om te gaan lezen. Dat leidde ertoe dat we zo snel als mogelijk wél de eerste reacties van derden konden optekenen. In de latere publicaties, radio-uitzendingen en NOS Journaals van die dag zat zodoende het volledige verhaal, inclusief de kritiek.
Met de kennis van nu zijn we tevreden met de insteek van ons eerste artikel, met het kader, met het gesprek in het NOS Radio 1 Journaal, en met de voorbereidingen om de wederhoor snel te kunnen inhalen. Minder gelukkig zijn we met formuleringen in de ochtendjournaals op TV en in de radiobulletins. Daar waren we te stellig: ‘Verrader Anne Frank was Joodse notaris’. Bovendien ontbrak dáár de journalistieke transparantie over het gebrek aan wederhoor.
Een andere belangrijke conclusie is dat áls we de hevigheid van de kritiek al voor publicatie hadden gekend, het verhaal zeker in de ochtend een minder prominente plek zou hebben gekregen op onze platforms.
Wilma Haan, adjunct-hoofdredacteur NOS Nieuws
Foto: ANP