Marcel Gelauff heeft in zijn hoedanigheid als voorzitter van het Genootschap van Hoofdredacteuren een brief gestuurd naar de Eerste Kamer. Daarin vraagt hij de senatoren om niet in te stemmen met een wetsvoorstel dat bepaalt dat een journalist (of hulpverlener) voortaan toestemming nodig heeft van het ministerie van Justitie en Veiligheid om te kunnen werken in een gebied dat wordt gecontroleerd door terroristen. In de onderstaande brief legt Gelauff uit wat deze maatregel zou betekenen voor de onafhankelijkheid van journalisten. De brief wordt uiteraard gesteund door de hoofdredactie van NOS Nieuws.
Geachte leden van de Eerste Kamer,
Uw Kamer staat voor het vergaande besluit om de vrijheid van Nederlandse journalisten wettelijk te beperken. Het wetsvoorstel over strafbaarstelling verblijf in terroristisch gebied betekent dat Nederland een van de grote uitzonderingen in de wereld wordt waar journalisten gevangenisstraf krijgen omdat ze hun werk doen in bepaalde gebieden.
Het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren vindt dit een onacceptabele situatie.
De Raad van State schrijft in zijn advies over de wet: “Het is de vraag of louter verblijf op grondgebied dat onder controle staat van een terroristische organisatie altijd met zich brengt dat iemand zich aansluit bij die organisatie en strafbaar is voor aldaar gepleegde (terroristische) misdrijven,” (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018—2019, 35 125, nr. 4).
Een land dat werkelijk gelooft in een vrije pers zal nimmer mogen uitgaan van de premisse dat een journalist zich tijdens zijn werk aansluit bij een terroristische organisatie. Alleen dat al is een reden om voor journalisten een uitzondering te maken bij de invoering van deze voorgenomen wet.
‘Categorische uitzondering’
In zijn reactie op een amendement van de Tweede Kamerleden Van den Berge en Buitenweg (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018—2019, 35 125, nr. 25) stelt de minister: “Een categorische uitzondering voor beroepen als journalist of hulpverlener is niet werkbaar, omdat daarbij niet sprake is van een heldere, begrensde definitie, van beroepsvereisten of van wettelijke vereisten, zoals die bijvoorbeeld voor artsen of advocaten gelden.”
In onze ogen is bij een ‘categorische uitzondering’ niet de kernvraag aan welke beroepsvereisten een journalist moet voldoen om rechtszekerheid te verkrijgen. Het gaat erom met welk doel een journalist in het gebied is geweest. En dat is de lezer/kijker/luisteraar informeren over brandhaarden in deze wereld. Zonder voorafgaande toestemming (lees: bemoeienis) van de minister.
Elke vorm van een noodzakelijke toestemming vooraf om journalistiek werk op een bepaalde (openbare) plaats te verrichten, achten wij in strijd met het beginsel uit art 7 GW en 1 0 EVRM (geen voorafgaand verlof) en is gevaar zettend voor de betrokken journalist. Daarnaast tast het de onafhankelijkheid van de journalistiek aan, waarmee het vertrouwen in de journalistiek als fundament van de democratie wordt geschonden.
Relatie met verschoningsrecht
Wij willen u in dit kader ook wijzen op de recente rechtszaak over de gijzeling van NOS-versIaggever Robert Bas. Daarin heeft de rechtbank in Rotterdam erop gewezen dat verschoningsrecht blijkens rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (in beginsel) ook omvat “het recht van de journalist om geen tekst en uitleg te hoeven geven over een door hem met een bron gevoerd gesprek”. De rechtbank stelt zich daarbij op het standpunt dat verschoningsrecht en bronbescherming ruimhartig moeten worden uitgelegd.
In de zaak-Bas voegt de rechtbank nog toe: “Te beperkte uitleg van wat onder bronbescherming valt, heeft zoals het EHRM herhaalde malen benadrukt heeft, een afschrikwekkende werking op het delen van informatie door bronnen die anoniem willen blijven en is aldus een gevaar voor de vrije nieuwsgaring”. (Parketnummer: 10/750209-15, uitspraak d.d. 25 oktober 2019).
Wij kunnen ons niet voorstellen dat de Eerste Kamer vrije nieuwsgaring wél in gevaar wil laten komen en dat uw Kamer overwegingen van het EHRM willens en wetens negeert. Het EHRM benadrukt immers dat bij belangenafweging veel gewicht moet worden toegekend aan het fundamentele belang van de vrijheid van nieuwsgaring en de Rotterdamse rechtbank sluit daar in zijn vonnis in de zaak-Bas bij aan.
Van belang is daarbij dat de rechtbank overweegt dat betrokkene zich als journalist heeft gedragen en dat daaruit volgt dat er een deugdelijke grondslag is om een beroep te doen op het verschoningsrecht en bronbescherming.
Tegen deze achtergrond is het schrijnend en pijnlijk dat de Nederlandse wetgever op het punt staat het voor journalisten als een wettelijke plicht in te voeren om van tevoren aan de overheid bekend te maken dat een bepaald gebied zal worden bezocht teneinde journalistiek werk te doen.
Verklaring
Wij willen u in overweging geven de minister te vragen het gesprek met de journalistiek (zoals Genootschap van Hoofdredacteuren, NVJ, NDP) aan te gaan over een regeling die recht doet aan de positie van de journalistiek in onze democratie én aan de uitspraken van het EHRM.
Die regeling zou in elk geval moeten inhouden dat een journalist zonder toestemming vooraf naar welk gebied dan ook kan reizen. Daar waar het Openbaar Ministerie een concrete aanleiding heeft om te veronderstellen dat betrokkene een dergelijk gebied vanuit een andere doelstelling heeft bezocht, zal deze stellingname onderbouwd moeten worden.
Van de eventuele werkgever of opdrachtgever van de journalist zou gevraagd kunnen worden schriftelijk te verklaren dat betrokkene het desbetreffende gebied heeft bezocht om journalistieke werkzaamheden te verrichten. Bovendien is zo’n verklaring een bewijs dat werkgever danwel een opdrachtgever een belangenafweging heeft gemaakt tussen enerzijds het maatschappelijk belang van opderhavige wet en anderzijds het wettelijk recht op vrije nieuwsgaring.
Uiteraard is het Genootschap bereid tot nader overleg over het uitwerken van deze benadering.
Met vriendelijke groet,
Marcel Gelauff
Hoofdredacteur NOS Nieuws,
Voorzitter Genootschap van Hoofdredacteuren