Welk debat werkt het beste?

Welk debat werkt het beste?

Het was een roerige politieke week, zoals vaker op het eindpunt van campagnes in aanloop naar verkiezingen. Er was vooral veel aandacht voor de verschillende debatten die op radio en tv werden uitgezonden, van het debat bij Pauw tussen Rutte en Baudet tot aan de lijsttrekkersdebatten bij Nieuwsuur (aan het begin van de campagne) en de NOS (een avond voor de verkiezingen).

Bij Nieuwsuur kregen we vooral veel positieve opmerkingen over het debat dat we afgelopen maandag uitzonden, tussen de zogenaamde ‘Spitzenkandidaten’, Frans Timmermans (socialisten) en Manfred Weber (christendemocraten).

Om eerlijk te zijn: wij waren zelf ook positief verrast. Het was beter dan gedacht: het was scherp, het ging over de inhoud, was dynamisch en gaf een interessant inkijkje in de Brusselse binnen- en buitenwereld. Die uitkomst is, als het over Europese politiek gaat, niet gegarandeerd en dus was het fijn dat het zo goed uitpakte.

Iets gecompliceerder lag dat bij het debat met twaalf Europese lijsttrekkers, dat we aan het begin van de campagne uitzonden.

In de voorbereidingen worstelden we als redactie al met het aantal deelnemers: hoe houd je zo’n debat spannend en toch inhoudelijk? Onze oplossing: discussiëren op thema’s, steeds maar vier- of hoogstens vijf mensen aan het woord en de debatjes scherp introduceren met een vraag zodat we meteen van start konden.

Het resultaat was nog niet eens zo gek. Er keken tussen 22.00 en 23.00 uur bijna een half miljoen mensen, online trok het veel extra publiek en de prachtige locatie in de Prinsenhof in Delft gaf de uitzending een mooi cachet.

Toch hadden wij zelf ook vragen in de evaluatie. Moeten we, onder het mom van volledigheid, wel zoveel partijen mee laten doen? Waren de debatjes toch niet te kort? Zijn drie of vier mensen eigenlijk het maximum? En: als je heel streng inhoudelijk kijkt, is de kijker er dan wijzer van geworden?

Allemaal relevante vragen die we gaan meewegen bij volgende verkiezingen. Waarbij het interessant is dat het van tevoren als ‘saai’ gevreesde Spitzenkandidatendebat (maar twee mensen, sterk op de inhoud, niet live, maar opgenomen en gemonteerd om de scherpte erin te houden) verrassender uitpakte dan het debat in Delft (met veel kandidaten, vier snelle blokjes met meerdere deelnemers, live, wat wel dynamisch is, maar ook tijdsdruk geeft waardoor de inhoud soms noodgedwongen ondersneeuwt).

Eén partij per keer
Het is natuurlijk geen nieuwe discussie voor ons. Bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen besloten we als redactie om, anders dan alle andere keren, nauwelijks debatjes te doen, maar al onze energie te richten op één partij per keer. Naast de vele debatjes die er al bij de anderen zijn, was dit onderscheidend en hopelijk informatiever, zo was de gedachte.

Het resulteerde in twee weken thema-uitzendingen, deels vanuit onze studio in Hilversum, deels live vanuit Nieuwspoort in Den Haag, waarbij dus steeds één partij met de lijsttrekker centraal stond. Die werd kritisch geïnterviewd en geconfronteerd met het stemgedrag en de eigen achterban. Ook dat pakte destijds goed uit, we kregen goede reacties en recensies.

Wat natuurlijk niet wil zeggen dat een debat op zijn tijd niet interessant kan zijn. Maar welke vorm je ook kiest, de ervaring leert dat zo’n twee- of driestrijd eigenlijk altijd het beste uitpakt als de inhoud het wint van het effect.

Scherpe keuzes maken dus, niet bang zijn ook tijd te nemen en niet te veel deelnemers. Intussen gaan we dit weekend op weg naar het sluitstuk van deze Europese verkiezingen; de uitslagenavond. Ook door ons verzorgd, zondagavond vanaf 22.00 uur op NPO 2.

De volgende verkiezingen zijn die voor de Tweede Kamer. We zijn op de redactie nu al aan het nadenken hoe we dat het beste kunnen gaan doen. Met de lessen van deze uiteindelijk toch boeiende Europese verkiezingsstrijd in de achterzak.

Joost Oranje, hoofdredacteur Nieuwsuur

 

 

Deel dit artikel