Zo gaat de NOS om met kritiek over de berichtgeving rond de Gaza-oorlog

Zo gaat de NOS om met kritiek over de berichtgeving rond de Gaza-oorlog

De oorlog in Israël en Gaza roept de afgelopen twee maanden heftige reacties op in de samenleving. Ook over de berichtgeving van de NOS komen nog altijd veel vragen, reacties en commentaren. Soms worden ons stevige verwijten gemaakt. Hoe gaan we daarmee om?

De opvattingen en gevoelens in de samenleving over deze oorlog steken diep. Er is de afschuw over de terreur van Hamas op 7 oktober, waarvan steeds meer gruwelijke details duidelijk worden. Dit heeft in Israël en elders in de wereld onpeilbaar diepe wonden opengereten, shock veroorzaakt en angst doen groeien. Er is anderzijds de afschuw over de Israëlische bombardementen op Gaza die trauma’s veroorzaken. Waar duizenden doden vallen, mensen geen kant op kunnen en lijden onder gebrek aan water, voedsel en medische hulp.

De NOS brengt het nieuws over deze oorlog, van alle kanten. Wij doen verslag, zonder daarbij te willen oordelen welk leed of welke pijn groter is dan het andere. Daarbij maken we iedere dag journalistieke keuzes, omdat dat nou eenmaal onvermijdelijk is. Wij zijn beperkt in hoeveel nieuws we op een dag kunnen brengen, en we werken voor een breed publiek. En we checken feiten. Belangrijk daarbij is dat het maken van keuzes niet automatisch betekent dat je de waarheid geweld aan doet. Of dat iets niet noemen gelijk staat aan het ontkennen.

Als we vragen krijgen over keuzes – bijvoorbeeld waarom we geen aandacht besteden aan een filmpje of bericht dat wel elders te vinden is – proberen we die zo goed mogelijk te beantwoorden. Vaak lukt dat goed, en raken we in gesprek. Als opmerkingen terecht zijn, nemen we die mee in onze evaluaties, of passen we onze berichtgeving aan. Als we fouten maken, zetten we die recht. Maar als onze keuze niet de keuze van de vrager of de klager blijkt te zijn, dan vallen soms ook harde woorden.

Zoals dat wij, als NOS, Palestijnse levens minder waard vinden dan Israëlische, omdat we ‘bepaalde videobeelden uit Gaza niet laten zien’. Dat we aan de leiband lopen van het Israëlische leger. Of juist dat we als NOS Jodenhaat zouden aanwakkeren, omdat we niet genoeg vertellen over de gruwelijke details van 7 oktober. Of te vaak beelden uit Gaza zouden tonen en te weinig uit Israël. Nu en dan gaat het zelfs zo ver dat onze collega’s worden beschimpt of bedreigd.

En als de hoofdredacteur journalistieke dilemma’s probeert toe te lichten, steekt er uit bepaalde hoeken een gretige mediastorm op, als zou de NOS terroristen van Hamas als vrijheidsstrijders betitelen en een pro-Hamas agenda voeren. Pertinent onwaar. We benoemen Hamas als terreurorganisatie.

Dit is een probleem waar de hele journalistiek mee te maken heeft, en dat is zorgelijk. Op sociale media, in columns en in sommige reacties op het nieuws lijkt nauwelijks nog ruimte om onbevooroordeeld te luisteren en te kijken naar het nieuws zelf. De luidste stemmen lijken slechts het eigen gelijk bevestigd te willen zien. Als dat niet gebeurt, wordt al gauw een agenda vermoed. Niet een kant kiezen, lijkt dan geen optie. Oog hebben voor de pijn aan beide kanten van dit conflict wordt al snel verdacht gemaakt. De druk om je uit te spreken, of uitgesproken te zijn, is groot. En die druk komt van alle kanten.

De NOS kan en zal daar niet aan toegeven. Onze rol is om journalistiek te bedrijven, om te berichten over wat er gebeurt. Dat doen we voor een breed publiek, en vanuit onze wettelijke taak. Onafhankelijk en los van een maatschappijvisie, levensbeschouwing of politieke stroming. Hoe moeilijk het in deze tijd ook is om die rol te vervullen, dit zal het onwrikbare uitgangspunt blijven voor de journalistiek van de NOS.

Giselle van Cann
Hoofdredacteur NOS Nieuws


Foto: Giselle van Cann

Deel dit artikel