Ombudsman over de Sportzomer van 2016

Ombudsman over de Sportzomer van 2016

Er viel in en over de sportzomer van 2016 veel in cijfers te vatten: van wereldrecords en medailleklassementen tot kijkcijferpieken, hoog-intensief app-gebruik en uitzonderlijke klachten- en complimentenaantallen. De ombudsman nam veel ervan tot zich, maar zal niet claimen álles geconsumeerd te hebben. Dat was met de alleen al bijna 600 uur live tv, in sommige weken bijna 24 uur per dag live sportradio, veertien (olympische) plus vier (paralympische) livestreams en de letterlijk duizenden berichten op app, site en Teletekst niet te doen. Zelfs niet voor iemand met weinig anders omhanden. De ombudsman kijkt hier nog een keer terug, op wat de nieuws- en sportconsument van de NOS-verslaglegging vond en vroeg.

Hoe veel, hoe vaak, hoe laat?
Veel Nederlanders keken, lazen en luisterden fanatiek en liefst ook live, op sommige momenten zelfs met ongeveer een kwart van de landsbevolking tegelijk. Neem de finale-shoot-out van de hockeydames, met 3,6 miljoen kijkers het meest bekeken olympische tv-moment, of de balkoefening van Sanne Wevers (3,4 miljoen kijkers). De EK-voetbalfinale scoorde nog wat hoger: 4,2 miljoen kijkers. En bijna 1,9 miljoen mensen zagen Tom Dumoulin op 10 juli om vijf voor half zes heroïsch in de stromende regen een Touretappe winnen. Sport blijkt iets waar je direct bij wilt zijn, ook al is dat midden in de nacht. Niet eerder deze eeuw keken zoveel Nederlanders ’s nachts naar de tv als op het moment dat Dafne Schippers de 100 meter finale liep: 780.000 mensen.

De speciale sportzomer-uitzendingen op NPO Radio 1 bereikten bijna 5 miljoen mensen van 13 jaar en ouder, waarbij met name in augustus veel meer mensen dan gebruikelijk de radio opzochten: Radio Tour de France trekt in juni en juli elk jaar al een trouw publiek. NOS-apps, (sub)website(s) met livestreams en liveblogs, en Teletekst werden veel en langdurig bezocht, waarbij ook de ‘gewone’ site en app profiteerden van het sportaanbod. Ofwel: er werd en passant meer nieuws gelezen, en dat was er deze zomer ook genoeg.

Topdag online was 16 augustus. Op de dag waarop Nederlandse handbalsters, volleybalsters, zeilers, baanwielrenners, turners, lange-afstandzwemmers en atleten al dan niet hun medaillekansen verzilverden telde de site 1,5 miljoen unieke bezoekers en de app bijna 900.000. Vooral videofragmenten scoorden goed. Bij de Paralympics vielen de hoge waarderingscijfers op, en verdubbelde het gebruik van site en app in vergelijking met Londen en Sotsji.

Op de diverse afdelingen en redacties wordt nu driftig gestudeerd op wat er van die kijk-, luister-, bezoeks- en waarderingscijfers en het bijbehorende gedrag allemaal geleerd kan worden.

Niet allemaal hosanna
De grote hoeveelheid sportverslaggeving leidde ook tot topdrukte voor de afdeling Publieksreacties en tot een volle ombuds-mailbox. De sportconsument vroeg,  klaagde en prees dat het een lust had. In juli en augustus alleen al in 6740 mails aan Publieksreacties – waarvan ruim de helft over sport – en een kleine honderd aan de ombudsman die vrijwel allemaal over sport gingen. Er waren opmerkelijk veel complimenten (197 in augustus tegenover 50 in een gewone maand), maar klagen en vragen gaat de consument toch makkelijker af.

De meeste opmerkingen betroffen de livestreams en tv-uitzendingen. Tijdens Rio leidde het na enkele dagen tot een ‘Vijf meest gestelde vragen’-pagina op de website. “Een aantal van die vragen hadden we kunnen voorzien,” zegt de hoofdredactie van NOS Sport tegen de ombudsman. “Een volgende keer kunnen we beter van te voren al uitleg geven over de mogelijkheden van streams of live verslag. Bij de Paralympics hebben we dat voor de livestreams ook al gedaan.” Een goed idee, dat ook bij grote nieuwsevenementen steeds vaker wordt uitgevoerd.

Bijgestuurd werd er toen het publiek luidruchtig aangaf dat er op TV te veel gepraat werd. De hoofdredacteur legde de gedachte achter de opbouw van de ‘Rio Live’-uitzendingen uit: “Wij wilden daar inleiding, uitleg en duiding geven. En daarom wilden we samen met deskundigen en sporters naar sport kijken. Maar daarin was de balans in die eerste dagen niet goed. Te veel gepraat.” Want het publiek wilde live sport zien. Door het tijdverschil viel Studio Olympic Park steeds samen met het moment waarop ook heel veel sport werd bedreven: de Braziliaanse middag. En kijkers gingen zappen en vergelijken met andere zenders. “De Belg en de Brit zien veel meer sport dan wij,” mailden kijkers. Wat per saldo (de ombudsman had dezelfde impuls maar heeft het nog eens vergeleken) zeker bij de BBC lang niet altijd waar was. Maar er kwam terecht meer flexibiliteit in de uitzendingen, om meer sport de ruimte te geven. De hoofdredactie: “die kritiek was terecht. Die kritiek hadden we zelf ook. En dus stuurden we daar bij”.

Humeur
Wat opvalt bij sportevenementen is dat de toon van publieksreacties nogal eens gelijk loopt met de prestaties van de sporters. Als ‘we’ winnen is het verslag van topkwaliteit; worden ‘ze’ eruit gekieperd, dan is de verbinding slecht en de commentator onkundig of maar matig op dreef. Bijzondere uitzondering hierop was Hans van Zetten, want zelfs een Zonderland-val kon de waardering voor diens turncommentaren niet verminderen. Meer dan pleiten voor een verdubbeling van het sportbudget in de hoop op (nog) betere prestaties kan de NOS ombudsman niet doen om deze ‘klachten’ te verhelpen.

Commentatoren en verslaggevers roepen sowieso veel reacties op. Zo wordt hen nogal eens gebrek aan respect jegens (veelal zojuist verslagen) sporters verweten wanneer er kritisch wordt doorgevraagd (denk aan de op het EK atletiek net gediskwalificeerde Churandy Martina of de tranen van Ranomi Kromowidjojo). Maar even zo vaak wordt geklaagd over het hoge ‘hoera’- en ‘fan’-gehalte van verslaggeving. “Een commentator moet objectief zijn,” zegt de chef van de commentatoren tegen de ombudsman, “maar toch versla je een wedstrijd van een Nederlands elftal anders. Dan hoop je toch dat Nederland wint… Aan de andere kant heeft de sportkijker moeite met de kritische journalist die ter plekke de vragen stelt die thuis op zich ook leven.” Commentaar geven is een balanceeract tussen verslaglegging en recenseren.

Slechte journalistiek?
De vraag voor de ombudsman is echter alleen: is het slechte journalistiek? Waar dat zo is dient gekapitteld te worden. En in evaluatiegesprekken zal er nog wel eens nagepraat worden over een bepaalde aanpak. De ombudsman zag zowel meelevende als scherpe (maar niet té scherpe) interviewers. Smaak- en interpretatieverschillen zullen er blijven. Wat de een onfatsoenlijk of zuur vindt, is voor de ander een terecht kritische aanpak.  Sporters en interviewers kennen elkaar vaak goed en weten wat van elkaar te verwachten. Emoties horen erbij, temperamenten verschillen (denk aan Churandy Martina en Dafne Schippers). En sporters die zich onheus bejegend voelen laten dat echt wel merken.

Als het om kennis, kunde en spelregels ging, viel – zeker op sociale media, waar een constatering heel snel in een (boze) post is omgezet – nogal eens een zin als “die **scheldwoord** commentator heeft er totaal geen verstand van!” Ondoenlijk voor de ombudsman om al die posts na te trekken, maar “de KNVB praat om de zoveel tijd de NOS-commentatoren helemaal bij over wijzigingen in de arbitrage,” zegt de chef, “zodat we precies op de hoogte zijn en over de spelregels geen misverstanden ontstaan.” Als er hiaten in de kennis van de commentatoren zijn, kunnen andere sportbonden misschien ook eens zo’n sessie overwegen. Maar er zijn vanuit de bonden geen klachten gekomen bij de ombudsman.

Mag de ombudsman dan nog één commentaar-pluim uitdelen? Voor de terughoudende manier waarop het wegsturen van Yuri van Gelder vanuit Rio werd becommentarieerd. Waar speculeren voor de hand lag, hield de ploeg ter plaatste zich puur aan wat er feitelijk bekend was. “Waarom vertelt die verslaggever steeds hetzelfde?” klaagde dan weer een kijker. Omdat u wel van uur tot uur op de hoogte wilt blijven maar de NOS gelukkig niet vertelt wat men (nog) niet (zeker) weet, zou ik zeggen.

Technische (on)mogelijkheden
Wat verder opvalt is de snelheid waarmee de kijker went aan toenemende technische mogelijkheden. Veertien livestreams op internet is soms al niet meer genoeg om de veelvraat die de sportliefhebber is te bedienen. Je zult namelijk altijd zien dat de sport waar jij van houdt nu net NIET wanneer jij wilt op livestream of tv-zender te bekijken is. Met name de paardensport en het zeilen hadden zeer vocale fans. De keuzes wat wel en niet te programmeren of streamen worden lang van te voren gemaakt. Twaalf van de veertien streams werden door de organisatie in Rio samengesteld, waarop geen NOS-invloed mogelijk was. Voor stream 13 vroeg de NOS de voor Nederland nog extra interessante wedstrijden aan (hockey in de groepsfase bijvoorbeeld, dat niet al automatisch in de andere streams zat).

Geprobeerd werd zoveel mogelijk Nederlandse prestaties te tonen, dus ‘gouwe ouwe’ als hockey, paardensport en zwemmen, maar ook ‘nieuwkomers’ als handbal, en verder kwamen uiteraard ‘beeld-genieke’ sporten aan de beurt. Zodat de kijker ook kon kennismaken met misschien wat minder bekende disciplines. Gevraagd werd waarom één van de streams (nummer veertien in de rij) door de tv-uitzending van NPO 1 werd ingenomen. Dat was om ook die kijkers te bedienen die geen tv tot hun beschikking hadden maar wel de lopende uitzending wilden zien. En die tv-kijkers-zonder-tv komen er steeds meer.

Bij het aanbod speelt uiteraard ook mee wat er financieel mogelijk is (ook op livestreams rusten beeldrechten) of door de organisator aangeboden wordt. Wel tennis op de stream maar helaas geen Robin Haase omdat op die baan nu juist geen camera staat. Een judowedstrijd net op de verkeerde mat. De NOS is op locatie maar een van de vele afnemers van beeldmateriaal en kan niet afdwingen dát of hoe een wedstrijd in beeld gebracht wordt. Soms is iets stomweg onmogelijk. Neem de zeilwedstrijden die ineens achter de prachtige Suikerberg plaatsvonden omdat de wind nu eenmaal uit een andere hoek kwam dan verwacht. Ook Moeder Natuur laat zich de wet niet voorschrijven.

In de categorie ‘we wennen snel’ kwamen opmerkingen over het ontbreken van commentaar bij de livestreams. Zo werd bij de Paralympics het commentaar bij de livestream van het rolstoelbasketbal  zeer gewaardeerd. Waarmee dan maar weer eens aangetoond wordt dat een commentator echt iets toevoegt aan de beleving. “Je hebt even niks om op te mopperen als-ie er niet is,” grijnst de chef commentatoren, “en dat is lastig.” Zonder gekheid: ook dit heeft met financiële armslag te maken, op twaalf streams zestien uur lang voor iedere sport nieuwe commentatoren inzetten paste niet in het olympisch budget.

Aandacht
Tot slot dan nog de Paralympics. Want elke vier jaar komt de vraag weer naar de hoeveelheid aandacht voor de sporters met een beperking in vergelijking met hun valide collega’s. “Te weinig”, “disproportioneel”, er wordt al snel een gebrek aan respect verondersteld. De verontwaardiging leidde dit jaar tot een petitie en veertien Kamervragen aan de bewindslieden van Media en Volksgezondheid en Sport.

In het Mediabesluit staat niet meer dan dat de NOS “de actuele sportverslaggeving”, waaronder internationale evenementen, dient te verzorgen. Hoe en in welke mate dat gebeurt is niet in detail in wet- en regelgeving vastgelegd. Als quota per sport gewenst zouden zijn, moet de bal terug naar de politiek. Die houdt zich echter – nog altijd – verre van dit soort gedetailleerde bemoeienis met de publieke omroep. De steller van de Kamervragen lijkt wat de zendtijd voor de Paralympics betreft wel die kant op te willen. De vragen zijn tot op heden nog niet beantwoord, de ombudsman is benieuwd welke kant het op gaat en zal de antwoorden toevoegen wanneer ze beschikbaar komen.

In de NOS-filosofie met betrekking tot sportverslaggeving staan journalistieke relevantie, het verslaan van Nederlandse prestaties en het bieden van een mix van grote en kleine sporten centraal. Daarbij wordt sport als verbindende factor gezien en bepalen Olympische Spelen, EK’s en WK’s de norm. Het gaat daarbij steeds om topsport, niet om ‘breedtesport’.

En daar wringt dan in de perceptie de schoen. Beschouwt de NOS de gehandicapte sporter dan niet als topsporter? Of is hij of zij een topsporter waarvan het toernooi minder tijd toegemeten krijgt dan dat van een andere (lees: olympische of voetballende) topsporter? Op de eerste vraag: nee, voor de NOS is de paralympiër ook een topsporter.

Op de tweede vraag: ja, omdat de paralympische sport een kleinere doelgroep heeft dan olympische of sommige wereldtoernooien. Niet ieder WK is immers zo populair als een WK voetbal, en dus krijgen ook niet alle wereldkampioenschappen evenveel zendtijd. Het kan een ‘kip-en-ei-discussie’  lijken: als de doelgroep kleiner is, zenden we minder uit. Maar als we minder uitzenden, wordt de doelgroep natuurlijk ook nooit groter.

Alles wordt mooier van aandacht, een Scandinavisch meubelparadijs gebruikt het als reclameslogan. Mooie gedachte, maar klopt-ie? De NOS kan de liefde van het publiek voor bepaalde sporten niet op commando veranderen of vergroten door meer tijd en middelen te besteden, terwijl een grotere doelgroep die inzet van middelen ook weer verantwoord zou kunnen maken. Maar er worden wel stappen gezet. De inzet van de NOS tijdens de Paralympics van Rio 2016 was – met op tv meer live-programmering en een tweemaal daagse talkshow, een subsite en vier livestreams – veel omvangrijker dan die van Londen 2012. De prestaties waren er dan ook naar. En de publieke belangstelling en waardering voor de verslaglegging van de NOS nam navenant toe. De doelgroep groeit flink en laat zich horen. Aandacht maakt veel goed.

Misschien moeten NOS en publiek samen optrekken. Met het pleidooi dat hierboven in deze column staat óp naar de Minister van Volksgezondheid en Sport. Zorg voor meer budget, ook voor de sporter met een beperking. Dan volgen (nog meer) topprestaties én journalistieke en publieke aandacht vanzelf.

 

Deel dit artikel